Study

Voornaamwoorden

  •   0%
  •  0     0     0

  • ................ verwensend, keerde ze naar school terug.
    Zichzelf
  • Hij is de patiënt .............. de arts een afspraak heeft.
    met wie
  • Dit is een auto ....................... je gemakkelijk 160 km per uur kunt rijden
    waarmee
  • Ik zie jou/jouw heel graag!
    jou
  • Cafeïnevrije koffie is koffie .................... de cafeïne is gehaald.
    waaruit
  • Hij wast ............... heel zorgvuldig.
    zich
  • De jongen .................. ik normaal gezien uitga, is ziek.
    met wie
  • "The Voice" is een programma ................ veel mensen kijken.
    waarnaar
  • Het enige ............... ik je vraag, is dat je de afwasmachine zou legen!
    wat
  • Het meisje ............. daar zit, heet Linde.
    dat
  • U mag nu u/uw boek nemen op p. 101.
    uw
  • De methode ........... hij adviseert, werkt niet zo goed.
    die