Edit Game
Samenvatting van het jaar
 Delete

Use commas to add multiple tags

 Private  Unlisted  Public




Delimiter between question and answer:

Tips:

  • No column headers.
  • Each line maps to a question.
  • If the delimiter is used in a question, the question should be surrounded by double quotes: "My, question","My, answer"
  • The first answer in the multiple choice question must be the correct answer.






 Save   51  Close
meervoud: de taxi
de taxi's
meervoud: de muur
de muren
meervoud: het kind
de kinderen
meervoud: de bus
de bussen
Maak af: De....... hond is niet ...... (bruin, gevaarlijk)
de bruine hond, is niet gevaarlijk
Maak af: Gisteren heb je mijn ...... vrienden ontmoet. (aardig)
aardige
Maak af: Mijn zus heeft een ..........,........ poppetje. (groot, schattig)
groot, schattig
Maak af: Mijn opa is ...(oud)
is oud
Verander de zin. Gebruik het perfectum: Mijn neef woont echt ver van ons.
Mijn neef heeft echt ver van ons gewoond.
Verander de zin. Gebruik het perfectum: Ik luister elke ochtend naar de radio
Ik heb elke ochtend naar de radio geluisterd.
Zet in het tegenwoordige tijd: Mijn moeder heeft mij een koekje gebakken.
Mijn moeder bakt mij een koekje.
Zet in het tegenwoordige tijd: Ik heb 27 km gezwommen.
Ik zwem 27 km.
Wat is de juiste personaal pronoom? Ga je met ___________ naar huis? (ik)
mij
Wat is de juiste personaal pronoom? Ik geef ___________ een pen als cadeautje? (zij)
haar
Inversie: Je gaat nu niet naar huis.
Nu ga je naar huis niet.
Inversie: Mijn hond woont in de tuin.
In de tuin woont mijn hond.
Inversie: Ik lees morgen een boek.
Een boek lees ik morgen.
Doe een voorstel: Mijn laptop is kapot. (een nieuwe laptop kopen)
Zullen we een nieuwe laptop kopen?
Doe een voorstel: Ik heb honger. (eten)
Zullen we iets eten?
Doe een voorstel: Wij willen op vakantie. (naar Nederland gaan)
Zullen we naar Nederland gaan?
Doe een voorstel: Edit is jarig. (een boek geven)
Zullen we Edit een boek geven?
Inversie: Hij woont in de winter in Leeuwarden.
In de winter/ In Leeuwarden woont hij ....
Inversie: Je bent op het moment in Nederland.
In Nederland/ op het moment ben je....
Wat is de juiste personaal pronoom? Kan ik ___________ opbellen? (jij)
je/jou
Wat is de juiste personaal pronoom? Hoe gaat het met _________ (hij)
hem
Zet in het tegenwoordige tijd: Hij heeft geen krant gelezen.
Hij leest geen krant.
Zet in het tegenwoordige tijd: Ik ben vandaag naar het park gegaan.
Ik ga vandaag naar het park.
Verander de zin. Gebruik het perfectum: Na de les spreken we.
Na de les hebben we gesproken.
Verander de zin. Gebruik het perfectum: Ze doet vandaag de boodschappen.
Ze heeft vandaag de boodschappen gedaan.
Wat is het infinitief en het perfectum vorm van de werkwoorden? úszni
zwemmen, hebben/zijn gezwommen
Wat is het infinitief en het perfectum vorm van de werkwoorden? olvasni
lezen, hebben gelezen
Zeg zinnen in imperatief. Een boek lezen
Lees een boek.
Zeg zinnen in imperatief. Niet praten.
Praat niet.
Maak af: Haar vader is... (aardig)
is aardig
Maak af: Je hebt een ….. auto (groot) 
een grote auto
Maak af: Ik woon in een ….. huis (wit)
een wit huis
Kies de goede vorm van het adjectief: Anna heeft een groote/grote hond.
een grote hond
Kies de goede vorm van het adjectief: Hij heeft een leuk/leuke bril.
een leuke bril
Kies de goede vorm van het adjectief: Ze heeft een goed/goede idee.
een goed idee
Wat is het meervoud? de baby
de baby's
Wat is het meervoud? de stad
de steden
Wat is het meervoud? het glas
de glazen
Wat is het meervoud? het meisje
de meisjes
Wat is het meervoud? de tomaat
de tomaten
Welk woord hoort er niet bij? fietsen - slapen - zwemmen - lopen
slapen
Welk woord hoort er niet bij? september - november - maart - oktober
maart
Welk woord hoort er niet bij? groot - klein - lief - de oma
de oma
Wat/wie zie jij op het plaatje?
frisdrank
Wat/wie zie jij op het plaatje?
bloemkool
Wat/wie zie jij op het plaatje?
kapper/kapster
Wat/wie zie jij op het plaatje?
leraar/lerares